Het EGO - 3e chakra

Inleiding

Het ego is alle identificatie met vorm: stoffelijke vormen, emotionele vormen en gedachtevormen. Je denkt je ‘ik’ bij elkaar. Je creëert een identiteit. Ik en…en…en… ik heb… enzovoort. Mijn speelgoed wordt later mijn auto, mijn huis etc. Je probeert jezelf te vinden in dingen, maar uiteindelijk verlies je jezelf hierin. Voor het ego staat ‘hebben’ gelijk aan ‘zijn’: “ik heb, dus ik besta…” Hoe meer ik heb, des te meer ik besta. Het ego leeft door vergelijking: “ik ben beter dan de rest…” Het ego bestaat uit denken. ZIJN moet je vóelen!

Open je voor het idee dat dit allemaal illusie is. Einstein noemde het ego al een ‘optische illusie van het bewustzijn’. Het goede nieuws is, dat het herkennen van de illusie, de illusie doet oplossen.

Dan ga je ontspannen zitten met een rechte rug.

A – Observeer jouw ego

  • Waar in jouw lijf, of jouw systeem, bevindt zich jouw ego? Maak er contact mee.
  • Hoe voelt het? Heeft het een vorm? Een textuur? Een kleur?
  • Projecteer je ego nu buiten je lichaam, ongeveer een meter voor je. Kijk er naar…
  • Hoe ziet het er nu uit? Hetzelfde als toen je ego nog in je lichaam zat, of is het van
  • vorm of kleur veranderd?
  • Heeft je ego je iets te vertellen?
  • Wat zijn de angsten van je ego?
  • Wat moet jouw ego weten om die angsten los te kunnen laten?
  • Neem nog even de tijd om vragen die er nu intuïtief bij je opkomen ook aan je ego te           
  • stellen, ga er een dialoog mee aan.
  • Maak een afspraak met je ego hoe jij je ego kunt gebruiken, wanneer wel en wanneer niet? Hoe kunnen jij en je ego optimaal samenwerken, zodanig dat je ego in JOUW dienst is. Laat je ego weten dat JIJ de baas bent en niet je ego.
  • Als je zover bent, mag je je ego weer terug laten keren in je lichaam.

B - Observeer de dingen die je met ‘mijn’ aanduidt.

  • Onderzoek je relatie met de wereld door jezelf te observeren en vooral door het observeren van dingen die je met ‘mijn’ aanduidt. Je moet alert en eerlijk zijn om bijvoorbeeld te ontdekken of je gevoel van eigenwaarde verbonden is met bezittingen. Hebben bepaalde dingen een zeker gevoel van belangrijkheid of superioriteit? Geeft het gebrek eraan je het gevoel dat je minder bent dan mensen die meer hebben dan jij?
  • Noem je soms terloops dingen die je hebt of schep je erover op om je gevoel van eigenwaarde in de ogen van iemand anders te versterken en daardoor ook in die van jezelf?
  • Ben je ontstemd of boos en voel je je op een of andere manier minder waard als iemand anders meer heeft dan jij of als je iets kwijtraakt dat veel waarde voor je had?
  • Besef je dat je een keer afstand moet doen van dit of dat object? Hoeveel tijd heb je nodig voor je zover bent dat je er afstand van kunt doen? Word je er minder van als je er afstand van doet? Is wie je bent minder geworden van het verlies?
  • Sta eens stil bij de volgende vragen: Welke dingen schokken of verontrusten je? Wat ‘triggert’ je? Wat is je relatie met het huidige moment? Wat is je relatie met het leven? Wie is het die ervaart? Wie ben jij?
  • Stel je eens voor dat je geen naam had. Dat je zomaar ergens wakker wordt en dat je niet meer weet hoe je heet. Probeer je dat eens in te denken. Hoe voelt dat? Wie ben jij?
  • Stel je eens voor dat je geheugen compleet gewist is. Dat je ineens helemaal geen ‘rugzak’ meer op je rug hebt hangen. Dat je niets meer weet van je verleden… Hoe zou dat voelen? Wie ben jij?